29 januari 2021 - 12 min leestijd

Mona Keijzer (CDA): “Zonder industrie geen duurzame energie, voldoende voedsel of nieuwe medische toepassingen”

Demissionair staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat Mona Keijzer (CDA) zet in op versterking van de (maak)industrie. Als het aan haar ligt, is digitalisering de sleutel tot het versnellen van de economie. Maar dat moet hand in hand gaan met verduurzamen, stelt ze in dit interview. 

Digitalisering (‘Smart Industry’ of ‘Industrie 4.0’) is volgens het kabinet een belangrijk instrument voor versterking van de (maak)industrie. Maar deze term en de inzet op digitalisering is nu bijna een decennium oud (mevrouw Merkel lanceerde de 4.0-trend in 2013). De industrie is nog lang niet ‘slim’. Op welke manier kan de overheid de digitalisering verder stimuleren?

“Vooropgesteld: Nederland heeft een industrie om trots op te zijn. We hebben prachtige bedrijven die wereldwijd actief zijn in de ontwikkeling, productie en export van hun producten. Van elke 8 euro die we als land verdienen komt 1 euro direct uit de industrie. Meer dan achthonderdduizend Nederlanders verdienen in de industrie hun inkomen, in allerlei soorten banen, van onderzoeker in een lab of procesoperator in een fabriek, tot medewerkers aan de lopende band. We hebben de industrie ook hard nodig: zonder sterke industrie geen economische groei en daardoor geen welvaart. Alle reden voor mijn collega’s en mij om de industrie te helpen om te blíjven groeien.

Blijven groeien is een uitdaging die er al langer is dan de term ‘Smart Industry’. De industrie wordt steeds slimmer, maar is nog niet slim genoeg. Daarbij komt dat de industrie in andere landen ook steeds slimmer wordt: versnellen betekent een voorsprong behouden, stilstand is achteruitgang. En om te versnellen moeten we digitaler worden. Ik ben ervan overtuigd dat onze industrie deze uitdaging aankan. Omdat we een innovatieve industrie hebben die bereid is om nóg slimmer te worden en omdat we beschikken over een goed opgeleide beroepsbevolking. Op het vlak van digitalisering helpt de overheid daar op meerdere manieren bij. Zo is de industrie stevig verankerd in onze Nationale Digitaliseringsstrategie en ons Strategisch Actieplan AI. Het meest concreet zie ik mogelijkheden in de publiek-private samenwerking, zoals in de Smart Industry-agenda.

De Smart Industry-agenda is een samenwerking tussen publieke en private partijen om bedrijven te stimuleren om met slimme technologie te gaan werken. Met name voor het mkb biedt Smart Industry nog veel onbenutte kansen. In het programma zijn op regionale schaal samenwerkingen tot stand komen, zoals de (inmiddels meer dan 40) Smart Industry fieldlabs. Daarin werken bedrijven en kennisinstellingen met steun van de overheid samen om een Smart Industry-oplossing te ontwikkelen, te testen en te implementeren. De afgelopen jaren zijn ook vijf smart industry-hubs opgericht: Smitzh, Boost, Zuid, Noordwest en het meest recent Hub Noord. Deze hubs hebben als doel om meerdere bedrijven te activeren om aan de slag te gaan met relevante technologie. Via deze hubs zijn vouchers beschikbaar gesteld aan het mkb voor haalbaarheidsstudies om innovaties te testen. 

Het Smart Industry-programma wordt op dit moment geëvalueerd. In het voorjaar van 2021 wordt samen met de regionale overheden en de andere partners bekeken hoe het programma kan worden voortgezet.”

Verduurzaming van de industrie is van groot belang voor dit kabinet. Maar het kabinet geeft ook aan dat het een uitdaging is om de industrie te verduurzamen. Op welke manier gaat het de industrie helpen bij het realiseren van dit doel?

“Onze industrie is onmisbaar voor onze economie, maar levert ook een levensgrote bijdrage aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen, zoals vastgelegd in onder meer de Sustainable Development Goals. Zonder industrie geen duurzame energie, voldoende voedsel of nieuwe medische toepassingen. Tegelijkertijd heeft de industrie zelf ook een verduurzamingsopgave te vervullen. Nederland heeft juist door zijn ligging, bestaande industrie en kennis een prima basis om die duurzame stap te maken. Het kabinet ondersteunt de industrie daarin.

Er liggen zes koploperprogramma’s van de industriële clusters waarmee de industrie het Klimaatakkoord gaat uitvoeren. Het kabinet heeft geholpen bij de opstelling daarvan en ondersteunt de clusters verder bij de realisatie van infrastructuur en via subsidie-instrumenten. 

De industrie kan in het proces van verduurzaming aanlopen tegen beperkingen van de huidige infrastructuur, zoals voor CCS (CO₂-afvang, transport en opslag onder de Noordzee), elektrificatie en inzet van waterstof. Het Rijk gaat netbeheerders ondersteunen om deze knelpunten zoveel mogelijk weg te nemen. Hiervoor is een nationaal programma in oprichting: PIDI (Programma Infrastructuur Duurzame Industrie). 

Ook wil het kabinet slimme ideeën om te verduurzamen stimuleren en – als ze succesvol zijn – laten opschalen en goedkoper maken, zodat ze door zoveel mogelijk bedrijven kunnen worden gebruikt. Daar geven we subsidies voor, waaronder de PPS-toeslag voor publiek-private samenwerking voor R&D, de DEI-regeling voor demonstratie, en SDEK voor duurzame energie- en klimaatprojecten met een zogenoemde onrendabele top. We willen dit verder versterken, onder andere met een nog op te zetten regeling voor flagship-projecten (grote proefopstellingen) voor bijvoorbeeld circulaire technieken. Deze technieken passen nu niet in de SDEK, maar moeten wel worden ontwikkeld voor het bereiken van klimaatneutraliteit in 2050.”

Er is wereldwijd meer protectionisme. Op welke manier wilt u een antwoord hierop vinden?

“Ons land is groot geworden omdat we zo’n open economie hebben. Dus we blijven voorstander van zo’n economie: juist investeringen en de uitwisseling van technologie, kennis en talent zijn essentieel voor het Nederlandse verdien- en innovatievermogen.

We zijn ons bewust van het feit dat grote, buitenlandse mogendheden met hun economische, technologische en industriële beleid de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven onder druk kan zetten. Daarom heeft het kabinet op Europees niveau een voorstel gedaan voor een level playing field-instrument: wie zaken met ons doet, moet zich aan dezelfde regels houden. Wij zijn hier niet naïef in. Ook is er veel voortgang geboekt op het gebied van investeringstoetsing: als iemand hier wil investeren, vragen we ons eerst goed af wat zijn bedoelingen precies zijn. Op deze wijze kunnen we ook op een goede en eerlijke basis blijven samenwerken met onze buitenlandse partnerbedrijven en wetenschappers. 

Daarnaast is het van belang dat we onze eigen technologische slagkracht vergroten. De Europese Commissie stimuleert daarom bijvoorbeeld het oprichten van zogenoemde ‘Industrie Allianties’ tussen partijen uit EU-lidstaten. In zo’n alliantie kunnen we als Nederland met andere lidstaten samenwerken om bepaalde innovaties te versnellen en zo sterker te staan tegenover derde landen. Er wordt nu bijvoorbeeld gewerkt aan zo’n alliantie met het thema ‘waterstof’, tussen onder andere Shell, de Haven van Rotterdam, Gasunie en Oostenrijkse, Franse en Spaanse partijen. Ook zet het kabinet in op Europese innovatiesamenwerking, via het programma Horizon Europe. Dit programma is bijvoorbeeld belangrijk voor innovatieve Nederlandse startups om Europees op te schalen.”

Corona heeft aangetoond dat onze industrie kwetsbaar is in de waardeketens. Moet de overheid een andere rol aannemen – zeker als cruciale goederen in het geding komen – in het garanderen van deze ketens? En hoe?

“De coronacrisis heeft extra onderstreept dat we de productie van bepaalde goederen meer in eigen hand willen hebben. Een concrete casus is die van geneesmiddelen: de Nederlandse staat heeft een lening verstrekt aan InnoGenerics B.V. om de geneesmiddelenfabrikant Apotex in Leiden hier te houden. De fabriek in Leiden is met een capaciteit van 2,5 miljard pillen per jaar de grootste productielocatie in Nederland van generieke geneesmiddelen.

De rol van de (nationale of Europese) overheid is in die zin veranderd dat we minder afhankelijk willen zijn van derde landen. Het is niet ondenkbaar dat er nog meer interventies zoals het voorbeeld hierboven zullen plaatsvinden. Daarom heb ik de Sociaal-Economische Raad gevraagd te onderzoeken wat de voor- en nadelen zouden zijn van het actief terughalen van productie naar Nederland (‘reshoring’).

In elk geval willen we dat er snel en flexibel kan worden ingespeeld op tekorten in bepaalde goederen. Tijdens de coronacrisis is hier goede ervaring mee opgedaan. We zijn in het voorjaar van 2020 overweldigd door de bereidheid van Nederlandse bedrijven en ondernemers om zich in de crisistijd in te zetten voor de productie van medische hulpmiddelen: van naaiateliers die kleine aantallen mondkapjes in elkaar willen zetten, tot internationale bedrijven die nieuwe geautomatiseerde productielijnen in Nederland willen opzetten. Neem de productie van mondmaskers door drie in Nederland gevestigde consortia en bedrijven, waaronder Afpro en Auping. We onderzoeken in hoeverre via het Smart Industry-programma meer kennis en kunde op dit gebied kan worden opgebouwd. Enkele fieldlabs doen hier al ervaring mee op.” 

Het ministerie van EZK verkent in hoeverre via het Smart Industry-programma meer kennis en kunde op het gebied van flexibelere en robuustere ketens kan worden opgebouwd en vervolgens benut. Wat is de status hiervan?

“Het robuuster en flexibeler maken van productieketens is een belangrijk onderwerp binnen het Smart Industry-programma. Zo wordt in verschillende fieldlabs kennis opgedaan over samenwerking in de keten. Het programma heeft naar aanleiding van de coronacrisis al onderzoek gedaan naar manieren waarop waardeketens robuuster kunnen worden.” 

U schrijft in uw Kamerbrief ‘Visie op de toekomst van de industrie in Nederland’: “De Nederlandse industrie zal nog innovatiever moeten worden dan hij al is”. Op welke manier kan de Nederlandse industrie innovatiever worden (aangezien de industrie al een van de meest innovatieve sectoren wereldwijd is)? En wat is de rol van de overheid hierin?

“De Nederlandse industrie behoort tot de meest productieve in de wereld. We hebben ontzettend veel knappe koppen in ons land en we hebben innovatieve producten en processen. Maar onze arbeidsproductiviteitsgroei is laag. We investeren relatief weinig in R&D en kunnen meer verdienen aan de slimme ideeën die we hebben. Zeker nu in de rest van de wereld overheden versterkt inzetten op innovatie. Hoe we dit kunnen verbeteren, is door een combinatie van digitalisering en verduurzaming – onderwerpen die hierboven al aan de orde zijn gekomen.

Het is daarbij ook van groot belang dat we voldoende goed opgeleide mensen hebben in de maakindustrie. Mijn collega’s en ik zetten ons hier op diverse manieren voor in, bijvoorbeeld via het Techniekpact, waarin de instroom in technische profielen en opleidingen één van de prioriteiten is en blijft, en het Leven Lang Ontwikkelen-beleid om het opleidingsaanbod voor volwassenen te flexibiliseren. 

Verder heeft de overheid natuurlijk verschillende regelingen om innovatie aan te jagen, bijvoorbeeld via de WBSO. Ook komen er de komende jaren via het Nationaal Groeifonds miljarden vrij voor grote projecten die zich onder andere richten op onderzoek en ontwikkeling. Door zo meer geld in R&D en innovatie te steken kunnen we als land productiever worden, en ook de industrie zal daarvan profiteren. Ik heb daar recent een aantal voorstellen voor ingediend, waaronder voor een belangrijke technologie als AI.”

U zegt ook: “De vraag is of de overheid zelf haar zaken op orde heeft om de beschreven ambities (ondersteunen industrie, red.) waar te maken.” U spreekt over een offensieve aanpak. Wat is de status hiervan? 

“Als we het structurele groeivermogen van de economie en de industrie willen verhogen, vraagt dat om een offensieve aanpak in het industriebeleid langs drie sporen die eerder in dit interview aan bod zijn gekomen: meer samenwerken in Europa, investeren in de groeimarkten van de toekomst (via het Nationaal Groeifonds) en onze belangen beschermen tegen oneerlijke concurrentie vanuit het buitenland. Deze verschillende invalshoeken worden dit jaar bijeengebracht, zodat we één coherente aanpak van investeren, reguleren en beschermen hebben.”

Een meer samenhangende aanpak tussen R&D, innovatie en opschaling, scholing én het ondersteunen van startups en scale-ups is belangrijk voor veelbelovende technologieën. Deze strategie zou snel worden aangeboden aan de Kamer. Deze aanpak is niet enkel gericht op sleuteltechnologieën, maar is voor de ontwikkeling van sleuteltechnologieën wel zeer belangrijk. Hoe wordt hierop ingezet?

“Deze samenhangende manier van werken is zeker belangrijk, en dat is waar het kabinet op inzet. Op 30 oktober 2020 heb ik daarom samen met minister Van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de Tweede Kamer de kabinetsstrategie voor het versterken van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen aangeboden. Dat is onze strategie om nieuwe en bestaande ecosystemen te versterken, met name ook op het gebied van sleuteltechnologieën en voor het oplossen van maatschappelijke uitdagingen.”

Het Smart Industry-programma wordt op dit moment geëvalueerd. Daarna wordt samen met de regionale overheden en andere partners bekeken hoe het programma kan worden voortgezet. Wat is de status hiervan?

“Dit proces is in volle gang. De onderzoekers zijn op dit moment druk bezig met de evaluatie. In het voorjaar van 2021 komt de evaluatie uit en gaan we met regionale overheden en andere partners in gesprek.”

Als sluitstuk van het industriebeleid zal de Nederlandse overheid soms actiever dan in het verleden moeten handelen om de economische, maatschappelijke en nationale veiligheidsbelangen van Nederland afdoende te beschermen. Zie bijvoorbeeld de investeringen in Smart Photonics en Royal IHC. Zijn er andere bedrijven/ontwikkelingen die in het kader van ons innovatievermogen, onze werkgelegenheid en onze concurrentiekracht bij de overheid op de rol staan om beschermd te worden?


“Alleen in uitzonderlijke gevallen kan de overheid actie ondernemen bij individuele bedrijven, als er maatschappelijke belangen in het geding zijn, waaronder ook innovatievermogen, werkgelegenheid en concurrentiekracht kunnen vallen. Niet de continuïteit van het bedrijf stond in deze transacties centraal, maar de continuïteit van het gehele ecosysteem. De overheid heeft hier geen lijst voor en benadert zelf geen bedrijven. Bedrijven die op welke manier dan ook in nood zitten, kloppen aan bij de overheid. En in uitzonderlijke gevallen gaat de overheid daarop in. 

Het kabinet werkt als het gaat om nationale veiligheid aan de zogenaamde brede investeringstoets op nationale veiligheidsrisico’s die momenteel bij de Raad van State ligt. Met deze toets komt er een handrem op ongewenste investeringen in vitale infrastructuur en bepaalde hoogtechnologische bedrijven. Die handrem wordt alleen geactiveerd als de nationale veiligheid in het geding is.”

[beeld] Openingsfoto: Martijn Beekman

[beeld 2] Femke Teussink, Provincie Overijssel, Wikipedia

Deel dit artikel

Blijf op de hoogte, schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Meld je aan voor de wekelijkse nieuwsbrief van TechniShow met al het nieuws uit de productietechnologie!
Aanmelden