1 april 2021 - 7 min leestijd

Circulaire maakindustrie vereist een collectieve en gestructureerde aanpak

De productieketens optimaliseren is niet genoeg om een circulaire economie op poten te krijgen. Er is een collectieve en gestructureerde aanpak nodig. Dat concludeerde een panel met experts en fabrikanten tijdens de EU Industry Days. Samenwerking en het delen van data zijn de eerste stappen om de technologie over het industriële landschap te verspreiden. Maar om echte technologische innovatie mogelijk te maken, moet het beleid erop zijn gericht om het volledige potentieel van de zogenoemde digitale fabrieken te benutten.

De EU Industry Days 2021 – het belangrijkste evenement van de Europese Commissie dat is gewijd aan de industrie, met meer dan 15.600 deelnemers – had als thema ‘Van crisis tot kans: digitale oplossingen voor een duurzaam economisch herstel’. Centraal stond het belang van samenwerking, partnerschappen, ecosystemen en gemeenschappelijke normen als fundamentele factoren voor het herstel van de industrie en het beheer over groene en digitale transities. 

Hans-Martin Schneeberger, voorzitter van Cecimo en ceo van de Duitse multinational Schneeberg, opende de conferentie en onderstreepte dat de Europese maakindustrie een essentiële rol speelt in de wereldwijde langetermijnrespons op de coronapandemie. De Europese machinebouw is volgens hem een van de meest inventieve sectoren, en hij draagt bij aan onderzoek en innovatie op het gebied van additive manufacturing, robotica en kunstmatige intelligentie. “Een sterke en concurrerende productiesector zou een topprioriteit moeten zijn voor beleidsmakers, aangezien hij een essentiële rol speelt in de Europese economische en technologische ontwikkeling die toekomstige economische tegenslagen kan vermijden”. Schneeberger riep EU-beleidsmakers op om het momentum te gebruiken om de Europese industriële ecosystemen te ondersteunen bij de inzet om koplopers te worden op het gebied van duurzaamheid en digitalisering.

Data-economie

Anne-Marie Sassen, waarnemend hoofd van het directoraat-generaal Technologie van de Europese Commissie, vestigde de aandacht op het belang van optimalisatie langs waardeketens en ecosystemen van bedrijven om de doelstellingen van de green deal te halen. Om dit te bereiken moeten bedrijven bereid zijn data met elkaar te delen. In dat licht heeft de Europese Commissie de ambitie uitgesproken om bedrijven in staat te stellen hun data beter te gebruiken en mondiale spelers te worden in de data-economie. Binnen de productiesector is de Commissie van plan om ongeveer 20 miljoen euro te investeren in projecten met betrekking tot dataruimte, die door industriële bedrijven kunnen worden gebruikt om bepaalde toepassingen, zoals flexibel beheer van de toeleveringsketen, te optimaliseren. “De Commissie moedigt de maakindustrie aan om te profiteren van dataruimte en te experimenteren met het delen van gegevens om het hoofd te bieden aan de grote uitdagingen die we voor de groene en digitale transities hebben. Bovendien is de Commissie bezig met het opzetten van een netwerk van digitale-innovatiehubs (DIH) om kmo’s te ondersteunen bij de digitale transformatie.”

Marie Langer, ceo van EOS, benadrukte dat de productie meer digitaal, gedecentraliseerd en flexibel moet worden om te worden aangepast aan de eisen van de markt en de behoeften van de klant. Langer beschreef de visie die haar bedrijf heeft op digitale productie en benadrukte hoe digitale gegevens en digitale processen klanten helpen om de hele toeleveringsketen te digitaliseren en digitale productiefaciliteiten op te zetten als onderdeel van de productieplanning. “Gedecentraliseerde of gedistribueerde productie maakt gebruik van een netwerk van geografisch verspreide digitaal verbonden faciliteiten, zodat productie kan plaatsvinden waar dat nodig is.” Bovendien onderstreepte Langer de voordelen van gedecentraliseerde productie om de industriële duurzaamheid te versterken – in het bijzonder de snelle responstijd, het vergroten van de flexibiliteit van de productie, het verminderen van opslag-, opslag- en verzendkosten, en veerkrachtigere en transparantere toeleveringsketens. Ze benadrukte dat de pandemie heeft bewezen dat Europa soevereiner moet worden op het gebied van digitale technologieën en toeleveringsketens, en een leidende positie in industrieel 3D-printen moet veiligstellen vanwege de flexibiliteit en duurzaamheid ervan.

Eerlijk en duurzaam 

Christian Liedtke, hoofd Strategische Allianties bij KUKA, benadrukte hoe de pandemie het bewustzijn van het belang van digitalisering heeft vergroot. Hij onderstreepte dat digitalisering samenwerking vereist. Volgens Liedtke zijn de sleutels tot succesvolle digitalisering de integratie van alle betrokkenen en het verminderen van de complexiteit. “Gebruiksgemak is een sleutelfactor om acceptatie van de technologie te krijgen. Digitalisering zal ons naar het volgende niveau van productie-efficiëntie leiden, maar het zal niet de jaarlijkse kosten verlagen of de besparingen verdubbelen. Om te slagen in de digitalisering, moeten we gaan voor laaghangende fruit – nieuwe projecten, het delen van gegevens, ecosystemen.”

Elena Santiago Cid, directeur-generaal van CEN en Cenelec, benadrukte dat Europese normen altijd belangrijk zijn geweest voor het ondersteunen van de Europese interne markt door eerlijke concurrentie te waarborgen en markttransformatie zowel groen als digitaal mogelijk te maken. “Tegenwoordig is een normalisatiesysteem van het grootste belang om de uitdagingen op de digitale markt aan te pakken. De Europese industrie heeft normen nodig die interoperabiliteit en vertrouwen in de markt mogelijk maken en bijdragen aan innovatievriendelijke wetgeving.”

Santiago Cid benadrukte drie punten waarmee het EU-normalisatiesysteem een eerlijke en duurzame interne markt mogelijk kan maken: 
1) Door de voortdurende betrokkenheid van de EU-industrieën. Europa heeft experts nodig die bereid en gemotiveerd zijn om marktgestuurde oplossingen te ontwikkelen om aan de huidige en toekomstige behoeften te voldoen.
2) Beleidsmakers en regelgevers op EU- en nationaal niveau, EU-normalisatie-instellingen en industrieën moeten nauw samenwerken.
3) Samenwerking met de internationale normalisatie-instellingen, aangezien de pandemie duidelijk heeft gemaakt dat toegang tot de wereldmarkt van fundamenteel belang is voor een snelle reactie op een crisis.

Thomas Schneider, managing director R&D bij Trumpf, zei dat de opkomende technologie de manier waarop klanten produceren zou verbeteren. Schneider vertelde dat dit een transformatietraject is voor zowel OEM’s als klanten, en dat samenwerking een cruciale factor is om digitale oplossingen met succes te implementeren. “Tachtig procent van de Trumpf-klanten zijn mkb-bedrijven en het is een van de belangrijkste zaken om kunstmatige intelligentie (AI) naar de werkvloer te brengen.” Volgens Schneider kunnen co-creatie en samenwerkingen (bijvoorbeeld partnerschappen met engineering en universiteiten) een verschil maken. “Het is een win-winsituatie als we accepteren dat de AI het enige ingebedde systeem is binnen onze domeinexpertise. We moeten AI en de kennis van onze werknemers samenbrengen. Dat zou het startpunt moeten zijn van een nieuw ecosysteem”, concludeerde Schneider.

Planbureau: “Strenger beleid essentieel om circulaire doelen te behalen” 

In 2050 volledig circulair en in 2030 halverwege: dat zijn de doelen van de Nederlandse overheid. Om dit voor elkaar te krijgen, is het nodig dat het beleid op korte termijn meer gebruikmaakt van ‘drang en dwang’. Dit is de harde conclusie van het eerste voortgangsrapport over de staat van de Circulaire Economie in Nederland door het Planbureau voor de Leefomgeving. 

De maakindustrie en de bouw zijn verantwoordelijk voor het grootste deel van het Nederlandse grondstoffengebruik en afvalproductie. Binnen de maakindustrie heeft circulariteit een positie verworven op de strategische agenda. Dit is een belangrijke eerste stap. Maar een geringe marktvraag maakt dat bedrijven terughoudend zijn met het experimenteren en opschalen van circulaire businessmodellen. Bedrijven wijzen ook op het ontbreken van beleidsmaatregelen die circulaire producten aantrekkelijker maken of verplicht stellen. Dit is dan ook een belangrijk advies uit het rapport: strenger beleid om die vraag te creëren.

Om een volgende stap in de transitie naar een circulaire economie te maken, is het nodig dat het beleid op korte termijn meer gebruikmaakt van ‘drang en dwang’. Te denken valt aan regulerende heffingen, normstelling en het stellen van voorwaarden bij vergunningverlening. De legitimering hiervoor is dat de milieuschade tot op heden nog onvoldoende in de prijzen is meegenomen. De totale milieuschade als gevolg van de uitstoot van schadelijke stoffen in Nederland wordt geschat op ten minste 4,5 procent van het bruto binnenlands product. Voor de maakindustrie spelen naast CO2ook andere milieu- en gezondheidseffecten, zoals toxische emissies naar lucht, bodem en water.

In Nederland zijn er met name voor de maakindustrie leveringsrisico’s, omdat veel bedrijven in deze sector afhankelijk zijn van zeldzame aardmetalen zoals kobalt, wolfraam, tantaal, tin en indium. Dit zijn kritieke metalen, zo genoemd omdat er een relatief groot risico is dat de levering stokt en ze van groot economisch belang zijn. Ze zitten bijvoorbeeld in machines, onderdelen van transportmiddelen en elektronica. Met name de elektronica-industrie, elektrische apparatenindustrie, transportmiddelenindustrie, metaalproductie en de machinebouw zijn van deze metalen afhankelijk. Sinds 2012 zijn de leveringsrisico’s voor de Nederlandse economie toegenomen.

Deel dit artikel

Blijf op de hoogte, schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Meld je aan voor de wekelijkse nieuwsbrief van TechniShow met al het nieuws uit de productietechnologie!
Aanmelden