24 februari 2022 - 8 min leestijd

“Je ontkomt niet aan milieu- en sociale wetgeving”

De maakindustrie kan niet meer om haar verantwoordelijkheden heen en moet beter zorgen voor mens en milieu. Dat is echter niet alleen een verantwoordelijkheid; het gaat ook om de toekomst van de maakindustrie, betoogt Gerard Ekhart. Zorgen voor de wereld wordt belangrijker dan kapitalisme. Ekhart heeft zijn ervaringen gebundeld in het boek ‘Onze maakindustrie crasht’. “De wereld is veranderd”.

De titel van zijn boek klinkt als een punkachtige provocatie: ‘Onze maakindustrie crasht’. De auteur, Gerard Ekhart, is echter verre van een rebel. Sterker, hoe meer er wordt samengewerkt, hoe beter. Hij signaleert namelijk dat zowel je klanten als je toeleveranciers dezelfde uitdagingen hebben. En zelfs je concurrenten zou je maar beter kunnen omarmen. Zij leggen namelijk bloot waar je eigen zwaktes liggen.

Ekhart werkte onder andere bij Stork, Unilever en CapGemini en studeerde op latere leeftijd af aan de Business School Nederland, met een scriptie over de vitaliteit van de maakindustrie. Zijn bevindingen? Aanpassen is niet genoeg, je moet jezelf heruitvinden. 

Wat is er mis in de maakindustrie?

“Het is een paradox, maar binnen de maakindustrie lijken we afscheid te hebben genomen van … maken. We vinden het als maatschappij minderwaardig om zelf iets te produceren. We ervaren waarde in andere dingen. Daarom hebben we allerlei processen uitbesteed aan lagelonenlanden, want dat is goedkoper. Maar realiseer je je met dat uitbesteden wel wat je doet? Je bent op zoek naar de laagste kosten, maar dat is een eindige route. Je kunt je namelijk niet onderscheiden, behalve op prijs. Dat is een race-to-the-bottom.”

Wat moeten we dan wel doen?

“Ik denk niet dat ooit iemand een bedrijf is begonnen met de gedachte: ‘ik word de goedkoopste van de wereld’. Een ondernemer wil waarde creëren. Waar ligt de toegevoegde waarde? In veel landen, maar met name in Azië, is er een arbeidsethos en ambitie die ik minder zie in Nederland. Ik liep eens in Sjanghai in een fabriek. Er was daar een bedrijvigheid van jewelste; overal was sprake van ‘buzz’. Slechts een zaal van het hele complex was stil. Mijn Chinese gastheer bood zijn welgemeende excuses aan voor die lege zaal. De fabriek liep bijna maximaal en was heel succesvol, maar hij schaamde zich voor een kleine zaal waar niets gebeurde. Hij was dag en nacht bezig om het allerbeste te bereiken, want anders voelde hij dat het mislukt was.”

Met alle respect: ik zou niet graag China als voorbeeld nemen als het gaat om de inrichting van een productieproces.

“Er is meer dan genoeg aan te merken op China. Maar in macro-economisch opzicht is wel duidelijk dat de helft van dat wat in de wereld wordt gemaakt, uit China komt. De Chinezen leveren 50 procent van de toegevoegde waarde; ze maken echt iets. Wat maken wij? De publieke uitgaven zijn op dit moment in Nederland hoger dan de private investeringen. Maar een solide economie betekent niet dat je naar de pinautomaat loopt en er geld uit komt. In een land waar niets wordt gecreëerd, is het waardescheppende vermogen weg.”

Nederland is vooral een diensteneconomie. Daar is niks verkeerd mee, toch?

“We zijn een diensteneconomie, maar vergeet niet: je hebt een industrie nodig om dienstverlenend te kunnen zijn.”

We hebben ASML. De belangrijkste machinebouwer van de wereld.

“ASML is heel mooi en een heel belangrijke kracht in Nederland. Maar tegelijkertijd ook een zwakte. Kijk naar Duitsland. De overheid daar heeft het beleid om elke industrie te ondersteunen, gebaseerd op innovatie. Daarmee hebben onze oosterburen niet gekozen voor een specifieke industrie, om zo te voorkomen dat ze alleen dat gaan doen waar ze al goed in zijn. In Nederland bepaalt de politiek waar het geld naartoe gaat. Het Nederlandse industriebeleid kent geen visie.”

In je boek zet je de why-vraag centraal; de vraag: ‘waarom doet een bedrijf wat het doet?’. Wat is daar zo belangrijk aan?

“De vraag is: wat is je ambitie? De winst? Maar winst an sich is geen doel. Het zegt eigenlijk alleen maar iets over het verleden. Waar wil je heen? En hoe ga je dat bereiken? Dat is de waarde. Als je je alleen richt op winst, verlies je je toekomst uit het oog. Je komt in een situatie terecht waarin je gevangen zit in je eigen succes. Je maakt winst, dus het gaat goed. Maar je kunt niet veranderen, want je bent gewend aan je winst. Dan kun je vast komen te zitten in je eigen succes. Succes uit het verleden bepaalt de koers van de toekomst.”

Eh, is winst niet goed?

“Nogmaals: winst is geen doel. Als je vanwege het maken van winst bij hetzelfde proces en product blijft, ga je uiteindelijk onderuit. Of je moet meer produceren, of je moet meer kosten besparen om anderen voor te blijven. Dat is hoe dan ook een eindig idee. Je kunt niet altijd meer produceren en je kunt niet altijd minder kosten maken. Dat laatste is echter wel wat veel bedrijven doen: via spreadsheets kijken of ze ergens in de kosten kunnen snijden.”

De oplossingen in je boek komen een beetje ‘woke’ over: veel aandacht voor milieu, voor maatschappelijke issues. 

“Dat heeft niets met ‘woke’ te maken. De maatschappij is er klaar mee. De maatschappij geeft aan dat de Nederlandse overheid en de industrie hebben stilgezeten terwijl de wereld is veranderd. Kijk naar Urgenda. Die organisatie streeft naar een circulaire economie en heeft een zaak tegen de Staat gewonnen over het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen in Nederland. Dit heeft ook impact op de maakindustrie. Iedereen moet zijn eigen footprint in de gaten houden, want je wordt er door de maatschappij op afgerekend. Klimaatbeleid is onderdeel van je strategie. Sterker, het kan het verschil maken tussen wel of geen order binnenhalen.”

CO2-footprint als uitsluitclausule?

“Dat kan. De maakindustrie is een sector waarin de ketensamenwerking een grote rol speelt. Bij sommige eindproducten is het relevant om een kleine ‘footprint’ te hebben. Dan wordt de uitstoot van de diverse spelers in de keten opgeteld. Maar niet alleen CO2-uitstoot wordt relevant. Het geheel aan MVO wordt dat. Nieuwe mensen krijg je niet als je bedrijf een slecht imago heeft als het gaat om maatschappelijk verantwoord ondernemen. En terecht.”

Hoe bereik je dat, als ondernemer in de maakindustrie?

“Dit is nog ver weg voor velen, maar ik denk dat we naar een Industrie 5.0 moeten. Was Industrie 4.0 de digitalisering van de automatisering, dan voeg je bij 5.0 mens en milieu toe. Elke machine, elk product, elke schakel moet opnieuw worden bedacht, ontworpen, ontwikkeld en gebouwd, maar dan met de mens en het milieu in gedachten. Dat is een grote verandering, maar hij is onafwendbaar. Dat begint met een ambitie; de ambitie om in een keten waarde toe te voegen. Als je dat niet kunt, word je gewoon ingewisseld voor een ander. De derde stap is de omgeving: je ontkomt niet aan milieu- en sociale wetgeving. Wees dat voor, wees transparant. Want alleen dan komt er nieuw talent. En dat talent kun je gebruiken om te innoveren en dus waarde te creëren. Zo is de cirkel rond.”

5.0? De meesten zijn nog niet bij 4.0. 

“Kijk naar Tata. Het is evident dat de bedrijfsvoering daar al decennia niet door de beugel kan. Kijk naar Schiphol, kijk naar Chemelot. Je komt er niet meer mee weg als je niet maatschappelijk verantwoord onderneemt. Of je je hele machinepark hebt gedigitaliseerd of niet, dat is niet de vraag. De vraag is: wat is je ambitie?”

Recensie

Gerard Ekhart snapt goed hoe marketing werkt. Ter promotie van zijn boek ‘Onze maakindustrie crasht’ heeft hij een leuk filmpje met een neerstortende auto gemaakt. Die titel kiest hij niet voor niets: het panikerende toontje trekt de aandacht en Ekhart weet dat. Maar het is niet storend. Het verhaal over hoe hij denkt dat de maakindustrie zichzelf moet revitaliseren, omvat eigenlijk een tienstappenplan. Ekhart bouwt het goed op. Van problemen, via inzichten en obstakels naar de oplossing. Dat is het zogenoemde Vitality Wheel, waar alles samenkomt. De delen worden ingeleid met citaten, zoals die van Henry Ford, oprichter van het autobedrijf Ford: “Als ik klanten vraag wat ze willen, zeggen ze: een sneller paard”. Ook hebben de hoofdstukken leuke persoonlijke anekdotes en ervaringen van Ekhart met ondernemers of familieleden.

‘Onze maakindustrie crasht’ is een leuk en vlot geschreven zelfhulpboek voor mensen die van de maakindustrie (of eigenlijk gewoon ‘de industrie’) houden en zich afvragen hoe sommige dingen beter kunnen. Het leest makkelijk weg, is niet te abstract, zorgt zo nu en dan voor een glimlach en geeft stof tot nadenken. Zeker over de vraag hoe we verder moeten, nu de coronapandemie hopelijk eindigt en we ons mondiaal schrap zetten om de nieuwe milieudoelen te halen. Om daar antwoord op te krijgen, is ‘Onze maakindustrie crasht’ een leuk begin.

Deel dit artikel

Blijf op de hoogte, schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Meld je aan voor de wekelijkse nieuwsbrief van TechniShow met al het nieuws uit de productietechnologie!
Aanmelden