25 april 2025 - 3 min leestijd

TNO: de-industrialisatie haperende innovatieketen bedreigen welvaart

Ondanks een relatief kleine defensie-industrie, blinkt Nederland uit in hightech niches zoals radar- en sensortechnologie, encryptie en geavanceerde cyberbeveiliging, scheepsbouw en kleine satellieten. Gerichte investeringskeuzes voor sleuteltechnologieën uit de Nationale Technologiestrategie (NTS), zoals quantum, AI en optische satellietcommunicatie, bieden kansen voor Nederland om internationaal een sleutelpositie (control point) op te bouwen.

Defensie-uitgaven zijn recent verhoogd tot net boven de 2% NAVO norm (2,08% van het BBP), maar investeringen in onderzoek en technologie (R&D) blijven achter bij de Europese norm, met slechts 1,14% van het defensiebudget.

Een andere, meer innovatiegerichte samenwerking tussen defensie, kennisinstellingen, universiteiten en bedrijven is nodig om een duurzame defensie-industrie te realiseren. Hier wordt momenteel wel aan gewerkt.

Strategische onafhankelijkheid

Nederland blijft voor defensiematerieel en kritieke materialen (zoals lithium en nikkel) voor een groot deel afhankelijk van landen als de VS en China. Om voldoende schaal te creëren en afhankelijkheden af te bouwen van import, blijft Europese samenwerking (zoals binnen EU en NAVO) essentieel. Voor kritieke materialen betekent dit bijvoorbeeld EU-inkoop, publieke investeringen in productie en zekerheden voor private investeerders en samenwerking voor circulair gebruik.

Nederland heeft een digitale infrastructuur die tot de top van Europa behoort, maar voor digitale opslag is het grotendeels afhankelijk van de VS. Om een sterke Nederlandse positie te behouden, is het belangrijk te blijven investeren in digitale infrastructuur. Europese initiatieven moeten meer gestimuleerd worden om minder afhankelijk te zijn van de VS. De overheid kan hierbij helpen door als eerste afnemer (launching customer) op te treden en de aanbestedingsregels aan te passen.

Verduurzaming en energiekosten

Draghi benadrukt in zijn rapport dat Europa ervoor moet zorgen dat de energiekosten omlaag gaan zodat Europese bedrijven kunnen concurreren met landen waar energie fors goedkoper is. Bovendien betalen bedrijven in Nederland veel meer voor elektriciteit dan hun buurlanden. Dit is gemiddeld 95 euro per megawattuur, tegenover 45 euro in Duitsland, 56 euro in België en 32 euro in Frankrijk (waar het merendeel van de elektriciteit al decennia wordt opgewekt met kerncentrales). Deze landen compenseren de kosten deels met opbrengsten uit het Europese emissiehandelssysteem (ETS).

Nederland doet dit niet en heeft, boven op het Europese ETS, een extra CO₂-heffing op gasgebruik, waardoor de bedrijven dubbel betalen voor dezelfde uitstoot. Dit zet verduurzaming van energie-intensieve industrie – zoals de metaal- en chemie – onder druk. Als deze productie naar andere landen verhuist, stijgt de uitstoot daar, is het netto klimaateffect ongunstig en komen duizenden banen in Nederland in gevaar. Om de energiekosten te verlagen en een eerlijker speelveld te creëren, kan Nederland kiezen voor versnelde investeringen in elektrificatie, waterstof en in de energie-infrastructuur van de toekomst. Een goedkope, betrouwbare en schone energievoorziening is essentieel voor de welvaart van de toekomst.

Deel dit artikel

Blijf op de hoogte, schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Meld je aan voor de wekelijkse nieuwsbrief van TechniShow met al het nieuws uit de productietechnologie!
Aanmelden